Alfa-college
Hoogeveen | Hardenberg

Extra taalondersteuning voor inburgeraars

Inburgeren kan een stuk beter, vinden docenten in Hoogeveen en Hardenberg. Met drie dagdelen scholing per week - wat de standaard is binnen het Nederlandse inburgeringsproces - kom je niet zo ver als zou kunnen. Daarom bieden deze locaties sinds kort extra taalondersteuning aan inburgeraars aan. Het grootste doel daarvan? De taal van de werkvloer leren spreken en beter worden in taalvaardigheden die nodig zijn om een opleiding te kunnen halen.

Vaktaal in Hoogeveen
Sinds 2013 zijn niet meer de gemeentes, maar inburgeraars zelf verantwoordelijk voor hun eigen inburgeringstraject. Zij mogen zelf kiezen hoe en waar ze hun inburgeringsexamen willen halen. Gemeentes zijn wel verantwoordelijk om mensen aan het werk te krijgen. Zo ook de gemeente Hoogeveen, wiens werkcoaches onder andere inburgeraars moeten helpen aan een baan, stage of vrijwilligerswerk. Hendrik Jansen is zo’n werkcoach, bij de gemeente Hoogeveen: “We merken bij inburgeraars dat ze het lastig vinden om vaktaal te leren. En te begrijpen hoe de Nederlandse bedrijfscultuur werkt. In de reguliere scholing zijn de lessen veel gespitst op toetsen halen. Ze gaan heel erg over boodschappen doen, koffie drinken met de buren. En totaal niet over werk.”

Stap naar werk verkleinen
Om die stap naar werk voor inburgeraars makkelijker te maken, sloegen de gemeente Hoogeveen – samen met de gemeenten Midden-Drenthe en De Wolden - en het Alfa-college de handen ineen. Het Alfa-college biedt een avond- en middagles extra taalondersteuning aan, aan inburgeraars die via de gemeente een stageplek hebben gekregen. Dit zijn mensen die al een aardig taalniveau hebben en relatief snel leren. Mensen van wie wij denken en hopen dat ze straks een betaalde baan hebben én houden.
Van gereedschap tot verkeersregels
Naast de verplichte cursus Oriëntatie op de Nederlandse Arbeidsmarkt (ONA) die het Alfa-college geeft, doen de inburgeraars ook mee aan de lessen Vaktaal. Hetty de Boer, docent NT2 bij het Alfa-college in Hoogeveen, verzorgt beide vakken. “Bij de lessen Vaktaal leer ik ze niet alleen vergaderen of een e-mail schrijven, maar ook taalvaardigheden die specifiek met hun beroep te maken hebben. Een monteur leert veel benamingen van gereedschap bijvoorbeeld, terwijl een chauffeur meer heeft aan de regels in het verkeer. Iedere inburgeraar heeft wat anders nodig. Samen met twee Pabo-studenten proberen we iedereen zoveel mogelijk individuele aandacht te geven. Wat kwam iemand bijvoorbeeld tegen in zijn stage? We beginnen klassikaal en gaan dan verder op ieders niveau.”

Chauffeurs zonder rijbewijs
De groep aan wie Hetty lesgeeft is heel divers. Het zijn vooral mensen die zo’n 1 tot 1,5 jaar in Nederland zijn en ongeveer eind A1-niveau hebben van de Nederlandse taal. Dat wil zeggen dat ze vertrouwde woorden en eenvoudige korte zinnetjes begrijpen en zichzelf al een beetje duidelijk kunnen maken. Hetty: “In onze lessen proberen we ze meer woorden te leren en gesprekken aan te gaan. En ze te laten ontdekken hoe je een baan krijgt in Nederland, wat hun eigenschappen en competenties zijn en wat hun diploma waard is hier. Het is lang niet vanzelfsprekend dat ze met hun diploma uit eigen land direct in Nederland aan het werk kunnen. Ik had bijvoorbeeld drie chauffeurs in de groep die in eigen land vrachtwagens hadden gereden, maar geen rijbewijs hebben. “Oh jee”, zeiden ze. “Moet je in Nederland een rijbewijs hebben?”

Statusval
Hoewel de meeste deelnemers al diploma’s en een werkverleden hebben, betekent de komst naar Nederland voor hen vaak wel een carrièreval naar beneden. “Een high school noemen ze in eigen land een universiteit, terwijl een universiteit in Nederland een heel ander niveau heeft. Sommige mensen maken daardoor ook nog een statusval mee. Voor de lager opgeleiden is het vaak makkelijker om in Nederland aan een baan te komen. Die zijn handig met hun handen en als ze de vaktaal eenmaal spreken, komen ze er wel. Maar er zat bijvoorbeeld ook een 55-jarige internist op onze locatie. Hij weet precies hoe het lichaam in elkaar zit en hoe het systeem werkt, maar hij spreekt nauwelijks Engels en Nederlands. Met alleen een diploma ben je er dan nog lang niet. Die zoektocht gaat soms met vallen en opstaan. De een kan wat makkelijker de knop omzetten dan de ander en denken: wat ik gedaan heb was mooi, maar nu ga ik opnieuw beginnen. Dit kan best moeilijk zijn voor ze.”

Oude vak oppakken
De Eritrese Atoprhan Redi (32) is een van de deelnemers aan de extra taalondersteuningslessen in Hoogeveen. Hij werkte in Eritrea twee jaar lang als automonteur en moest toen het leger in. Nu hij in Nederland is, wil hij zijn oude vak weer oppakken. “Het is wel anders. Hier bestuderen we met een computer het probleem van de auto. Dat is makkelijker en mooi. Bij Hetty heb ik veel geleerd. Hoe je met klanten omgaat bijvoorbeeld.Mens tussen de mensen
Deelnemers zien groeien, zich mens voelen tussen de mensen, dat is wat Hetty motiveert in haar werk. “Afgelopen vrijdag hadden we de laatste les Vaktaal. Er waren tranen bij het afscheid. Maar ze mogen me altijd bellen als er wat is. Prachtig, ze waren zo dankbaar! Ik vind het een van die mooiste dingen die er is, de connectie werk en studie goed voor elkaar krijgen bij deze groep mensen.”

Voor een leven
Ook Hendrik merkt het enthousiasme onder de deelnemers: “In de eerste groep zat een man die in de eerste week al meer had geleerd dan in een jaar inburgering, zei hij. Ze zijn heel blij dat ze zo’n kans krijgen. Hoewel het soms ook wel slikken is: 16 uur stage en 5 dagdelen les. Maar we werken dan ook niet voor een diploma, maar voor een leven.”



De taalklas in Hardenberg

Het was het idee van docent Anke Roelofs zelf: een avondklas met extra taalondersteuning oprichten, speciaal voor NT2- en Entreestudenten die met een opleiding op niveau 2 zijn begonnen. Omdat ze merkte dat er een ‘groot gat’ zit tussen niveau 1 en niveau 2 voor mensen die de Nederlandse taal nog niet zo goed spreken. In principe mag iedere student met zijn eigen niveau en vraagstuk zich voegen bij De Taalklas en er is heel veel mogelijk, maar zeker is wel: je komt er taalvaardiger uit dan dat je er in ging.

Woordenschat is essentieel
In oktober 2017 ging De Taalklas van start, iedere donderdagavond. De meeste studenten zijn overdag weg, dus moest dit op de avond gaan plaatsvinden. “Het grootste probleem voor inburgeraars blijft de taal”, vertelt Anke. “Aan taal heb je gewoon heel veel, daar komen vaardigheden uit voort. Vaardigheden die je nodig hebt om een opleiding op niveau 2 te kunnen doen, zoals verslagen schrijven, een presentatie geven en de juiste vakwoorden kennen. Ze zijn niet gewend om verslagen te schrijven, wat in het Nederlandse onderwijssysteem wel heel gebruikelijk is, en krijgen met veel moeite iets op papier. Laatst slaagde een meisje niet voor haar examen omdat ze niet wist wat het woordje ‘teek’ betekent, en daardoor de hele tekst niet begreep. Om opdrachten te kunnen begrijpen is je woordenschat essentieel.”

Zinnen 10 keer herhalen
Een van de 9 deelnemers nam zijn huiswerkopdracht van de opleiding Installatietechniek mee naar de avondklas. Anke en haar derdejaars student Onderwijsassistent helpen hem daar dan mee. Anke leende een boek van haar collega van Installatietechniek en ging het stap voor stap met de student door. “Zo staan er nog wel meer opleidingsboeken in de kast hier”, lacht Anke. “Het liefst zitten deze studenten tussen hun Nederlandse klasgenoten, maar dat vinden ze ook nog heel spannend. Omdat ze weten dat ze fouten maken en dat die vaak niet worden verbeterd als je in een klas met 24 anderen zit. Omdat ze toch wel begrijpen wat je zegt. Hier zeggen we het wel, als ze bijvoorbeeld bepaalde woorden steeds omdraaien." Soms herhalen we zinnen wel 10 keer en dan lachen we er om samen.
Verschillende culturen, dezelfde problemen
De groep studenten is heel verschillend. Anke: “Dat is er ook zo leuk aan. Er zit een Armeense jongen bij die Installatietechniek studeert, een Syriër die Elektrotechniek doet, twee Somalische meisjes, een Sri Lankese en een Congolees die Dienstverlening studeren. Allemaal hele verschillende culturen en achtergronden, maar ze lopen wel tegen dezelfde problemen aan. Hier komen ze samen en leren ze van elkaar.”

Eigen tempo
De Syrische Mohammed en Somalische Faaisa zijn twee van Ankes studenten. Allebei zijn ze heel blij met de extra taallessen die ze krijgen. Mohammed wil graag elektromonteur worden en vindt het heel belangrijk om de Nederlandse taal goed te beheersen. Na driekwart jaar merkt hij al veel verbetering: “Vooral met spreken. Ik vind het goed dat we zelf mogen kiezen wat we willen leren en gaan doen, zegt Mohammed. Het lukt me nu om goed contact met mensen te maken. Faaisa heeft vooral moeite met verslagen maken: “Dat vind ik lastig. Ik kom hier om mijn verslagen af te kunnen maken. Iedereen doet het op zijn eigen tempo, dat is fijn. Ik merk dat ik vooral beter ben geworden in zinnen maken. En het was altijd fijn en gezellig bij Anke in de klas. Volgend jaar wil ik weer komen.”

Jij krijgt de helft van mijn diploma
Met haar Taalklas wil Anke eruit halen wat er in zit bij de studenten. “Als ik even verder mag dromen, zou ik nog wel meer mensen willen helpen. Meer Taalklassen aan willen bieden, ook op andere avonden of langere lessen. Ik hoop voor deze mensen dat ze het diploma halen wat ze graag willen halen, dat het ze lukt. Eén van de jongens zei tegen me: “Anke, over twee jaar krijg jij de helft van mijn diploma.” Prachtig toch?”, lacht Anke.

Heeft deze informatie jou geholpen?

niet goed erg goed